Losse bloembollen worden in de regel in de herfst aangeplant, zodat ze kunnen bloeien in de lente en de vroege zomer. Voorbeelden zijn crocussen, tulpen, narcissen …
Bloembollen hebben net als vaste planten hun eisen wat standplaats betreft. Dat wordt wel eens uit het oog verloren. De meeste bloembollen houden van een goed gedraineerde bodem, zeker in de winter, maar die toch net voldoende vocht vasthoudt zodat de bollen niet uitdrogen gedurende de zomermaanden. Typische uitzondering hierop is Fritillaria meleagris, alias het kievitseitje. Deze houdt absoluut van een frisse tot vochtige bodem.
Wie op nattere bodem tuiniert kan toch met succes bloembollen overhouden, mits er wat drainerend materiaal in het plantgat wordt aangebracht, net onder de bloembol, zodat de bol minder kans maakt om te gaan rotten. Gebruik grof zand of fijn grind. Sieruien zijn uiterst gevoelig voor de combinatie koude en nat.
Wie bloembollen in potten wil laten overwinteren, moet bedenken dat veel bolgewassen een koude periode nodig hebben om in rust te gaan, om vervolgens op het goede moment pas weer uit te lopen. Met name tulpen hebben hier echt nood aan.
Een ander, zo niet het belangrijkste, criterium is de diepte waarop men bloembollen plant. Als vuistregel geldt: hoe groter de bol, hoe dieper hij geplant moet worden:
- In droge, arme bodem: tot drie keer de hoogte van de bloembol bóven de neus.
- In zware grond: twee keer de hoogte van de bol bóven de neus (en drainage onder de bol).
Natuurlijk moet men goed opletten dat de bol op de juiste manier in het plantgat terecht komt. Zoals u nooit een vaste plant op zijn kop zou planten, moet u evenmin een bloembol ondersteboven in de grond stoppen!