Aquilegia
Ranunculaceae
+32 52 33 73 15
Jan Spruyt-Van der Jeugd bvba
Mostenveld 30
9255 Buggenhout
België
Ranunculaceae
Je hebt ze ondertussen ongetwijfeld al zien bloeien: Aquilegia steelt momenteel de show in veel tuinen.
Aquilegia is een omvangrijk geslacht met naar schatting 70 tot 120 soorten. A. vulgaris komt uit Europa, er zijn echter ook soorten die in Azië en Amerika voorkomen. Aquilegia komt van het Latijns voor arend (=Aquila) en Latijns voor ‘lijkend op’ (=Lego). De gespoorde kroonbladen doen met wat verbeelding aan de klauwen van een arend denken. De Engelse naam Columbine komt van het Latijnse woord voor duif en zou verwijzen naar dezelfde kroonbladen die doen denken aan een groepje duiven.
De ‘klauwen’ bovenaan de bloem van Aquilegia bezorgden de plant zijn Latijnse naam.
Akelei behoort net als ondermeer Ranunculus (boterbloem), Aconitum (monnikskap), Delphinium (ridderspoor) en Thalictrum (ruit) tot de ranonkelfamilie. Binnen deze familie zijn er veel morfologische verschillen waardoor niet altijd een goede gelijkenis te vinden is. De soorten uit deze familie zijn alle wel (licht) giftig.
Aquilegia heeft een zijdezacht blad met vaak een blauwe schijn. Het blad is diep ingesneden en (dubbel) drietallig gedeeld. Het blad vormt schijnbaar een rozetje onderaan en ze bevinden zich ook op de stengels.
De bloemen zijn talrijk en komen in tinten van wit naar roze, rood, bordeaux en zwart- blauw voor. Enkele soorten hebben zelfs helderrode en gele bloemen.
De bloem bestaat uit 5 kroonachtige kelkbladen (of een veelvoud) die gekleurd zijn. De gespoorde kroonbladen zijn nectariën en in de sporen zit nectar. Bij de dubbelbloemige rassen zijn deze sporen vaak verdwenen.
Er zijn erg veel meeldraden (altijd een veelvoud van 5) en meestal 5 stampers. Karakteristiek voor akelei is dat de bloemen naar beneden knikken.
Aquilegia alpina met 1. De sporen waarin nectar zit 2. Een gekleurd kroonachtig kelkblad 3. De talrijke meeldraden waaruit de stampers steken.
Bij de dubbelbloemige Aquilegia rassen ontbreken de sporen. Foto genomen 17/05/2018.
Na de bloei ontstaan de kokervruchten. Akelei staat erom bekend sterk uit te zaaien. Wil je dit liever niet? Dan raden we aan om de bloem af te knippen voor ze zaad kan maken.
Hier wordt de vrucht reeds gevormd. Foto genomen 17/05/2018.
Een weekje later en de kokervruchten zijn goed zichtbaar. Foto genomen 23/05/2018.
De meeste cultivars die wij aanbieden, komen voort uit Aquilegia vulgaris. Er zijn echter ook andere soorten in ons assortiment.
Aquilegia alpina is een helderblauwe soort die tot 80cm kan worden en zoals de soortnaam doet vermoeden, eerder in de bergen voorkomt. Tussen rotsen, langs kreupelhout en in bergweides vind je hem terug als de bodem voldoende vochthoudend is.
Aquilegia canadensis komt uit het noordoosten van Amerika en kenmerkt zich door de helderrode kleur van de kelkbladen met gele uiteinden.
Een buitenbeentje binnen ons assortiment is de rood-gele A. canadensis.
Aquilegia chrysantha komt dan weer uit Mexico alsook het zuiden van de Verenigde Staten waar ze is terug te vinden in Arizona, Texas en Utah.
Wij hebben ‘Yellow Queen’ in assortiment, gekenmerkt door heel lange sporen.
A. chrysantha ‘Yellow Queen’.
Aquilegia flabellata is een lage soort uit Japan en delen van Oost-Azië. De kelk is paars, de kroonbladen zijn wit. Wij hebben de 20cm hoge Aquilegia flabellata ‘Ministar’ in aanbod.
A. flabellate ‘Ministar’.
Aquilegia vulgaris kennen wij als de wilde akelei en is inheems in Wallonië. De soort wordt 80cm hoog en is ondertussen ook ingeburgerd in Amerika, waar hij oorspronkelijk niet groeide. De soort is normaal donkerpaars maar kan in andere tinten voorkomen van wit naar roze. Talrijke rassen zijn hieruit voort gekomen.
Zo zijn er ondermeer de cultivars uit de Barlow-serie: ‘Nora Barlow’ met roze en groen (zie ook de grote foto van de banner bovenaan), Rose, Bordeaux, Blue en Black Barlow in de kleuren zoals de naam beschrijft. Er zijn ook enkele speciale witte cultivars zoals de zuiver witte ‘Kristall’ of ‘Green Apples’ (groene tipjes aan kelkbladeren) of de donkerrode ‘Ruby Port’.
Aquilegia ‘Nora Barlow’ in onze hooggrasprairie. Foto genomen 17/05/2018.
Aquilegia ‘Green Apples’.
Bij enkele soorten werd er al wat dieper ingegaan op de standplaats. Akelei groeit graag op plekken waar het niet te droog is en prefereert kalkrijke bodems. Ze groeien in vochtige graslanden, op kalksteenbodems en aan bosranden. Ze houden van een humusrijke ondergrond en een plek in de zon (halfschaduw kan ook bij A. vulgaris). Soorten zoals A. flabellata en A. alpina kunnen op een meer rotsachtige maar nooit te droge ondergrond.
Zet Aquilegia in ieder geval nooit op zware klei.
De meeste soorten zijn erg kortlevend, de moederplant houdt het een 2-3 jaar uit. Scheuren van de planten is mogelijk, maar aangezien ze rijkelijk uitzaaien, zullen er altijd nieuwe planten de standplaats van de oude innemen.
De soorten en rassen zaaien en kruisen ook onderling waardoor er na verloop van tijd een mengelmoes van kleuren en hoogtes ontstaat.
De bloemen staan prachtig in een vaas, echter niet zeer lang. Combineer ze bijvoorbeeld met Scabiosa en Briza tot een veldboeketje.
Aquilegia is licht giftig bij inname maar lang niet zo giftig als bepaalde andere leden uit de Ranunculaceae (denk maar aan Aconitum, Delphinium,…)
Akelei is een belangrijke nectarbron voor de tuinhommel (Bombus hortorum). Deze hommels hebben trouwens geen specifieke voorkeur voor een bepaalde kleur. Soms zie je bij A. vulgaris gaten in de kroonbladen, dit zijn de hommels die door de sporen bijten om aan de nectar te kunnen.
Aquilegia is een meerwaarde in de tuin als vroege bloeier en dankzij de grote keuze aan kleuren. Wees echter voorzichtig met het uitzaaien en zorg dat hij geen last wordt voor de andere planten in de border.
Hier wordt Aquilegia ‘Bordeaux Barlow’ gecombineerd met Camassia leichtlinii ‘Alba’ en meer naar achter enkele Allium ‘Gladiator’.
Aquilegia vulgaris in onze prairieborder aan de serre. Foto genomen 17/05/2018.
©
Alle foto’s afkomstig van kwekerij Jan Spruyt – Van der Jeugd, tenzij anders vermeld.